
3. Keuzes, kaders en knoppen
3.1 Strategische keuzes
Terug naar navigatie - 3.1 Strategische keuzesHet doel van deze kadernota is om het college van B&W kaders mee te geven voor het opstellen van de conceptbegroting 2026-2029. Naast financiële kaders vraagt de context om een strategische richting wanneer het gaat om het behalen van besparingen en het verhogen van de inkomsten. Bij de behandeling van de begroting is het aan de gemeenteraad om meer concreet en gedetailleerd de schuifknop wat verder naar links of rechts te plaatsen. Daarmee bepaalt de gemeenteraad uiteindelijk bij de behandeling van de conceptbegroting welke concrete bezuinigingsmaatregelen worden ingezet én wat het percentage van de inkomstenvergroting is.
3.2 Financiële kaders
Terug naar navigatie - 3.2 Financiële kadersHet is belangrijk om een financieel kader te hebben en daaraan vast te houden, zeker in financieel uitdagende tijden. Dit kader zorgt ervoor dat de gemeente duurzaam financieel gezond wordt en blijft. De hieronder voorgestelde financiële uitgangspunten zijn zeker niet nieuw. We hebben aan deze uitgangspunten echter een ambitie in tijd gekoppeld om ze ook te waarborgen. De noodzaak is immers groot.
Een set van afspraken helpt bij het maken van keuzes. Keuzes moeten ergens op gebaseerd zijn en deze kaders zijn afgeleid van wettelijke verantwoordelijkheden, begrotingsdiscipline, standpunten vanuit de raad en organisatieafspraken. Samen leiden ze tot een kader waarin we afwegingen maken om zaken wel of niet te doen, op een andere manier of met minder middelen.
Deze kaders zijn:
1. Meerjarig sluitende begroting
Het college streeft ernaar u een sluitende begroting 2026 en meerjarenraming 2027 – 2029 aan te bieden, ook met het oog op de eisen die de Provincie hieraan stelt als toezichthouder. De Provincie staat gemeenten tijdelijk toe om hiervan af te wijken gezien de moeilijke situatie waarin veel gemeenten zich momenteel bevinden. Als het jaar 2026 niet sluitend is, moet het laatste jaar 2029 wel sluitend zijn. Het college blijft bij het uitgangspunt dat de gemeenteraad in het raadsprogramma heeft vastgelegd, namelijk een meerjarig sluitende begroting: dat zorgt voor een solide financiële positie.
2. Voor het opvangen van risico’s bedraagt de hoogte van de vrije reserves minimaal 110% van de totale risico’s
De vrije reserves bestaan uit de Algemene bufferreserve en de Algemene reserve vrij besteedbaar. Mocht het totaal van beide reserves hoger zijn dan 110% van de totaal gecalculeerde risico’s, dan kan dit surplus pas op dat moment worden ingezet voor éénmalige uitgaven. Indien het totaal van deze reserves niet voldoende is, zorgen we ervoor dat dit uitgangspunt uiterlijk na één jaar weer volledig voldoet.
3. Solvabiliteitsratio bedraagt minimaal 20% en in 2029 minimaal 25%
Via de P&C-cyclus wordt dit kengetal opgenomen en verantwoord. Doordat we langlopende geldleningen hebben aangetrokken vanwege de grote investeringen in de openbare ruimte, staat dit kengetal al enige tijd onder druk. In de jaarrekening 2023 wordt zichtbaar dat de solvabiliteit onder de 20% is gedaald. Het is noodzakelijk de reservepositie van de gemeente te verbeteren en investeringen zodanig te plannen en/of te faseren dat de solvabiliteitspositie van de gemeente op orde komt en blijft.
4. Bufferreserve bedraagt minimaal € 5.000.000
De reservepositie van de gemeente Waalre is op dit moment voldoende om de op dit moment bekende risico’s af te dekken, maar in verhouding tot het vreemd vermogen is de reservepositie te laag. Voor de financiering van investeringen moet de gemeente geld lenen. Dit heeft een negatieve impact op het weerstandsvermogen en de solvabiliteit van onze gemeente. Voor elke miljoen die we lenen, daalt onze solvabiliteit grofweg met 0,3%. Het thema solvabiliteit krijgt steeds meer aandacht van de toezichthouder, de accountant en van onszelf. Het is noodzakelijk om het eigen vermogen te laten toenemen en het vreemd vermogen niet verder te laten stijgen en op termijn zelfs te laten dalen. De raad heeft de Nota reserves en voorzieningen vastgesteld om een grotere reservepositie ('ijzeren voorraad') van minimaal € 5.000.0000 te creëren. Deze reserve is nodig om tegenvallers die op ons afkomen op te kunnen vangen en de solvabiliteitspositie te verstevigen
5. Structurele exploitatieruimte mag niet negatief zijn (structurele baten zijn hoger dan de structurele lasten)
Via de P&C-cyclus wordt dit kengetal opgenomen en verantwoord.
6. Loon- en prijsindex
Bij de raadsinformatiebrief van de meicirculaire zal een inschatting worden gemaakt van de loon- en prijsindex voor de begroting van gemeente Waalre. Op het moment van schrijven van deze kadernota kunnen we hier nog geen complete inschatting van maken.
7. Wettelijke taken moeten doorgaan
Vanuit de Gemeentewet zijn we verplicht een aantal zaken uit te voeren. Door een groter beroep op ondersteuning, de oplopende prijzen en indexeringen kost dit ons steeds meer geld. We worden daarvoor onvoldoende gecompenseerd vanuit het Rijk. Daardoor blijft er steeds minder ruimte over in onze begroting voor niet wettelijke taken. Wettelijke taken gaan daarmee voor op niet wettelijke taken, waarbij in het niveau van uitvoering van de wettelijke taken mogelijk nog keuzes te maken zijn.
8. Reeds aangegane verplichtingen gaan voor op nieuwe ambities
We willen een betrouwbare partner zijn en blijven die haar afspraken zoveel mogelijk nakomt. Hierdoor gaan reeds aangegane verplichtingen voor op nieuwe ambities.
9. Onze financiële conditie scoort volgens de Houdbaarheidstest gemeentefinanciën van de VNG vanaf 2029 minimaal een 6,5.
De (verregaande) keuzes die gemaakt worden bij de vaststelling van de
conceptbegroting 2026-2029 hebben als doel Waalre weer financieel structureel gezond
te maken. Het cijfer 6,5 in bovengenoemde Houdbaarheidstest is hiervoor de indicator
die we hanteren.
3.3.1 Knoppen voor bezuinigingen
Terug naar navigatie - 3.3.1 Knoppen voor bezuinigingenIn de begroting is gekeken naar mogelijke besparingen per programma. Uitgangspunt is het basisniveau van wettelijke taken: daar wordt niet aan getornd. Alle zaken in de begroting boven het niveau van wettelijke taken zijn hierin meegenomen. Hieronder is de maximale ruimte per programma weergegeven. Hierbij is het belangrijk aan te geven dat hierbij geen rekening gehouden is met eventuele negatieve maatschappelijke impact en de haalbaarheid. Deze worden bij de conceptbegroting 2026-2029 inzichtelijk gemaakt:
Programma | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
Bestuur en ondersteuning *1 | 0 | 0 | 70.000 | 140.000 |
Veiligheid | 0 | 0 | 0 | 0 |
Verkeer, Vervoer en Waterstaat *2 | 370.000 | 720.000 | 720.000 | 720.000 |
Economie | 0 | 0 | 0 | 0 |
Onderwijs | 0 | 0 | 0 | 0 |
Sport, cultuur en Recreatie *3 | 480.000 | 670.000 | 750.000 | 840.000 |
Sociaal Domein *4 | 50.000 | 50.000 | 50.000 | 50.000 |
Volksgezondheid en milieu | 0 | 0 | 0 | 0 |
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en |
0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal | 900.000 | 1.440.000 | 1.590.000 | 1.750.000 |
*1 Programma 0 Bestuur en ondersteuning:
De grote posten die in programma 0 zitten zijn met name bestuur, personeel en financiën. Deze posten zijn nauwkeurig bekeken. De personeelsbegroting is een groot deel van de begroting, maar hierin is erg beperkt ruimte gevonden. De ruimte die we hier zien is vanaf 2027 een bijstelling ten gevolge van automatisering. Zoals aangegeven in paragraaf 2.6 is een vraag om extra budget de komende tijd zelfs onvermijdelijk.
*2 Programma 2 Verkeer, vervoer en waterstaat:
In programma 2 zit ruimte ten aanzien van terugbrengen onderhoudsniveau groen en grijs naar het wettelijk minimum en het terugbrengen van het serviceniveau aan inwoners.
Het effect is afname van de groenkwaliteit, afname van de kwaliteit van de wegen, oplopende achterstanden in het onderhoud van groen en wegen, geen extra aandacht voor biodiversiteit en klimaatadaptatie en mogelijke impact op de veiligheid en het gebruik van de openbare ruimte. Ook de overlast wordt op diverse terreinen potentieel groter.
*3 Programma 5 Sport, cultuur en recreatie:
In het Sociaal Domein houden we meer voorzieningen in stand dan waarvoor we vanuit het Rijk middelen ontvangen (we ontvangen middelen voor één kern). Als we teruggaan naar voorzieningen in één kern levert dat een besparing op. Het effect is dat de mogelijkheden voor ontmoeten en sporten minder worden en de reisafstand mogelijk groter. Naast voorzieningen bieden we onze inwoners op dit moment meer ondersteuning dan we wettelijk verplicht zijn (via bv. Participatiewet, WMO en Jeugdwet) in de vorm van subsidies, extra (inkomens)ondersteuningsmaatregelen, preventiemaatregelen en stimuleringsmaatregelen. Hier zijn besparingen te behalen. Effect is dat er minder ondersteuning is, hetgeen organisaties, verenigingen en individuen raakt.
*4 Programma 6 Sociaal domein:
De Taskforce heeft in het programmaplan ingezet op een besparing van de kosten in het Sociaal Domein om de komende jaren minder meerkosten te krijgen. De beoogde besparing is nog niet in zijn geheel opgenomen in de begroting. Het betreft een bedrag van €470.000. In aanloop naar de conceptbegroting 2026-2029 zal dit afhankelijk van het realistisch gehalte hiervan (deels) worden opgenomen. Daarbij zijn besparingen te behalen door de extra middelen voor inkomensondersteuning bovenop onze wettelijke taak terug te brengen naar het wettelijk minimum. Het effect is dat inwoners net boven het wettelijk minimum minder inkomensondersteuning ontvangen.
3.3.2 Knoppen verhogen inkomsten
Terug naar navigatie - 3.3.2 Knoppen verhogen inkomstenEr zijn diverse mogelijkheden de inkomsten te verhogen. Gedacht kan worden aan de invoering van belastingen die in Waalre nog niet bestaan, zoals hondenbelasting, precario en parkeerbelasting. Tevens kunnen leges, de OZB en toeristenbelasting worden verhoogd. Gebleken is dat de opbrengsten bij de invoering van de genoemde nieuwe belastingen onvoldoende opwegen tegen de kosten. Er zit wel wat ruimte in de leges en die wordt meegenomen, maar die is tegelijkertijd heel beperkt. De OZB biedt wel mogelijkheden de inkomsten te verhogen. Bij de OZB zit ruimte van ongeveer € 1.500.000. Concreet betekent dit dat huishoudens bij een OZB-verhoging van 10% naar 20% (opbrengst € 571.000) gemiddeld € 57 meer betalen. Inwoners met een huis van € 275.000 betalen bijna € 30 meer. Inwoners met een huis van € 1.100.000 betalen €113 meer. Er kan nog een slag worden gemaakt van 20% naar 30% en van 30% naar 40%. Tenslotte brengt de toeristenbelasting maximaal € 80.000 extra op wanneer we deze gelijk trekken met Eindhoven en verhogen naar het beoogde niveau van € 6 per overnachting.